“Doordat ik ziek werd, was ik genoodzaakt te stoppen met werken. Maar ik heb altijd gewerkt. Ook op 1 juli, de dag dat de slavernij afgeschaft werd. Veel Afro-Surinamers nemen dan vrij, maar ik ging juist werken. Ik zei altijd: ik ga geschiedenisles geven. En dat doe ik nog steeds. Op 1 juli hang ik de Surinaamse vlag uit en ga ik in klederdracht op pad. En iedereen die me vraagt wat er aan de hand is, vertel ik wat de slavernij betekend heeft en welke impact het nu nog heeft. Soms is het subtiel, de manier waarop iemand op je neerkijkt, maar vaak genoeg is het expliciet. Dat ik de vraag kreeg of ik koffiejuffrouw was als ik zei dat ik bij de gemeente werkte. En als ik uitlegde wat ik deed, zeiden ze vervolgens: ‘Je hebt die baan zeker gekregen omdat je zwart bent en vrouw?’ Het is een voorbeeld, maar dit soort dingen gebeurt veel te vaak.
Als ik vertel over de impact van slavernij, hoor ik vaak: ‘Dat is toch lang geleden?’ Maar dat ís niet zo. Mijn overgrootmoeder is de dochter van tot slaaf gemaakte mensen. Hoezo dan lang geleden? En ik merk nog elke dag dat wij voor minder gehouden worden. Mijn zoon scoorde heel goed op zijn citotoets maar kreeg het advies vmbo-kader. Ik moest strijden voor een advies dat paste bij zijn score. Ik zit er met mijn neus bovenop en dat leer ik mijn kinderen ook. Wees alert, voorkom onderwaardering. Laat je nooit afschepen en leg de vinger op de zere plek. Geef aan dat je merkt dat er onderscheid gemaakt wordt en dat dit pijn doet. Het is niet nodig. Mensen zijn gelijk, je huidskleur is de buitenkant dus slechts een verpakking. Behandel je medemens zoals je zelf behandeld wenst te worden.”